Tag Archives: Mathematik

Kann Man Die Natur Vermessen? | Harald Lesch | Ganze Folge | Terra X

* Dramatische themamuziek * Herken hier
een patroon? De weegschaal van
de dennenappel zijn niet
willekeurig gerangschikt Ze groeien
langs een exacte spiraal. Hetzelfde geldt hier
voor die dennenappel. Dat niet alleen, ons oor ook
gebouwd langs een spiraal. En zelfs sterrenstelsels. (Lesch) En dat is geen toeval. de wereld die ons omringt
het werkt perfect. We zijn omsingeld
van de prestaties van de natuur. Hun vormen, patronen en structuren
bepaalde regels volgen. En dat kunnen we, als we het goed doen
kijken, herkennen en begrijpen. Wiskunde is de bril
dat we aandoen over de blauwdruk van de aarde
zichtbaar maken. De natuur
staat bekend als taai. ze sorteert
wat niet heeft gewerkt. Echt lang
alleen echte winnaars blijven over. Je zou ook kunnen zeggen van de
De natuur leren kennen is leren winnen. Mensen hebben
uiteindelijk begrepen. We hebben
de natuur bestudeerd en nagebootst. (Lesch) Uw formulieren
te begrijpen en te ontcijferen het is ingewikkeld,
maar het is het waard. Elke keer zijn wij het
geslaagd in de geschiedenis een element uit de blauwdruk
natuur berekenen dan was dat een garantie
voor vooruitgang, tot op de dag van vandaag. De natuur
is onze grootste leraar.

Wel om van te profiteren we moesten
gaat nogal in cirkels. (Lesh)
Bijna in letterlijke zin. om de cirkel te begrijpen was een motor
voor menselijke ontwikkeling. Voor de eerste keer
slaagt in het oude Egypte. Aan de voedselrijke oevers
van de Nijl een ware Hof van Eden ontstaat. Nijlboeren worden voor hard werken
beloond met overvloedige oogsten. Hier werkt het voor het eerst
in de geschiedenis, graan te verbouwen. Echter alleen tot de zomer dan overstromingen
de Nijl overstroomt de velden. Voor honger
in de bevolking te vermijden moet het graan op
opgeslagen voor de volgende oogst. Droog en ruimtebesparend. Wat is de beste manier om dit te doen? Zoals de Egyptenaren
los dit probleem op toont de Papyrus Rhind. Het is meer dan 3500 jaar oud
en als je wilt, een van de oudste wiskundeboeken
van de wereld, wat is geweldig
omdat wiskundigen zoals wij ze kennen
die waren er toen nog niet. De knappe koppen van die tijd
zijn de schriftgeleerden van Farao. Achter de weinig spectaculaire titel verbergen zich
goed opgeleide ambtenaren de universele genieën van die tijd, verantwoordelijk voor
de organisatie van bouwprojecten, voedselvoorraden
of oorlogskosten.

Daarbij ontwikkelen ze zich
de wiskunde verder. 1550 voor Christus
moet Ahmes deposito's creëren, met minimaal ruimteverbruik maximale graanhoeveelheden
kan redden. Tot nu toe gebruiken de boeren
ronde en vierkante opslag. De korrels glijden in de rondjes
gelijkmatig naar beneden, niets plakt
en rot. Het moet rond zijn, de herinnering. Maar hoe groot? een lastige vraag omdat ronde oppervlakken dat wel konden
de oude Egyptenaren rekenden nog niet. Achmes trekt
een cirkel in een vierkant en dit onderverdeeld
in 81 kleine vierkantjes. Hiervan vullen er 64 de cirkel in. De zijlengte van het vierkant is gelijk aan
de diameter van de cirkel.

Zo komt hij dichterbij tot een van de belangrijkste formules
van wiskunde: het cirkelgetal pi. Pi: 3.14 en
dan een heleboel decimalen. De meeste mensen weten nog zoveel
uit de wiskundeles. Maar wat
betekent dit nummer eigenlijk? Dat cirkelt van nature
hebben een unieke structuur. De verhouding van de omtrek
van een cirkel tot zijn diameter is altijd hetzelfde, ongeacht
hoe groot of klein de cirkel is. op een magische manier,
laten we zeggen wiskundig, alle cirkels hebben dezelfde structuur. (Lesch) Het kleine getal 3.14
Ahmes opent een nieuwe wereld. Hij kan nu al zijn maten meten
bereken het ronde geheugen precies. Bodemoppervlak, hoogte zijwanden
en het volume. Ahmes bedenkt een blauwdruk
en kan materiaal en personeelsplanning
voor de oudste graansilo's. Dit meer dan
3500 jaar oude overblijfselen archeologen vinden tijdens opgravingen
bij Edfu aan de Nijl. De graanelevatoren hadden
een doorsnee van 6,5 meter en waren tot acht meter hoog. Niet alleen door te boeren, maar ook
door graan op te slaan de Egyptenaren kunnen een vaste waarde hebben
voeden een groeiende bevolking en bevoorradingssteden. Brood en bier waren er toen al
het hoofdvoedsel van de mensen. Hun hoge cultuur bloeit omdat Pi
alledaagse problemen oplossen.

Een veronderstelde
simpele constante, onmisbaar voor ingenieurs. Cirkels ontmoeten ons overal vooral in de natuur die ze vervullen
meestal voor een bepaald doel. Ze redden de kostbare, bescherm de gevoelige. In onze driedimensionale wereld neemt de cirkel, heel natuurlijk,
een andere vorm: de bal. Een bijna perfecte vorm. zeepbellen
zijn uiterst vluchtig. Daarom proberen ze meteen de
om de meest stabiele toestand te bereiken bij mogelijk
weinig materiaalverbruik. Dat weten we dankzij de wiskunde. Oppervlaktespanning trekt ze tot het kleinst mogelijke volume
samen. Tegelijkertijd drukt
in de lucht er tegenaan. Het vormt zich tot een bal
voor de grootste inhoud met de kleinste omvang
kunnen opnemen. De krachten zullen overal zijn
gelijkmatig afgeleid, er is geen drukpunt. Bescherm volgens precies dit principe
vruchten hun waardevolle pitten. En sommige dieren zelf. Of het nu gaat om een ​​gordeldier, een mestkever of een egel,
de truc helpt hen haar zachte onderkant
beschermen tegen aanvallers. *Speelse muziek* (Lesch) Ook
in het microscopisch kleine ballen zijn extreem robuust. Zo'n griepvirus is 10.000 keer
minder dan een millimeter maar in zijn veerkracht
onovertroffen. De virussen zullen
zo goed beschermd door de vorm die jij
gedurende 3,8 miljard jaar zijn altijd geëvolueerd. En daarom dagen ze ons uit
steeds weer uit.

400 BC pauzes
een epidemie in Griekenland wat alleen al in Athene een kwart is
kostte de bevolking het leven. Wat moeten we doen?
Er zijn nog geen vaccinaties. De Grieken grijpen in
populaire remedie van zijn tijd. Ze raadplegen een orakel. En het orakel antwoordt ook,
met een wiskundeprobleem. En deze taak is zo complex dat er generaties zijn
door wiskundigen stoot je hoofd erop. (Lesch) Het kubusvormige altaar
van de tempel van Apollo op Delos moet in volume verdubbeld worden
terwijl het een kubus blijft. Het klinkt
in het begin niet zo moeilijk. vierkanten en kubussen
kan eenvoudig berekend worden. Maar dat is het precies
in de 4e eeuw voor Christus onder oude wiskundigen
fronste. De oplossing
moet grafisch gevonden worden, kompas en liniaal gebruiken. De geleerden staan ​​lang stil
voor een onopgelost probleem, tot een zekere
Menaichmus van Athene heeft genoeg van de denkverboden
en gebruikt getallen en formules. Hij rekent uit en vindt de oplossing. Het orakel
accepteert de oplossing niet de pest blijft woeden. Typisch Griekse legende. Wat staat er zeker in
is het symbool: dat zijn namelijk de krachten van de natuur
zijn te groot om hen ook te domineren
voor de knapste koppen van hun tijd.

Hoe dan ook
de puzzels van de Grieken waren het waard. Want puur toeval, Menaichmos
ontdekte iets fundamenteels. Wat ik bedoel,
dat zie je hier over de vorm van de waterpartij: de parabool. (Lesch) beschrijft Menaichmos voor het eerst in de geschiedenis
de parabool de grafische weergave
zijn kwadratische functie. Hier als een normale parabool, hoe we ze eruit halen
vertrouwd met de wiskundeles. De parabool is
een cruciaal onderdeel van de blauwdruk
van mens en natuur. Ook omdat de natuur
uitdagingen.

In de Australische outback bijvoorbeeld
het klimaat is extreem. Temperaturen rond de 40 graden Celsius
zijn niet ongebruikelijk Regen en waterpoelen wel. Om water te krijgen, moet je
kangoeroes leggen lange afstanden af. Op een zogenaamd vermoeiende
manier, ze springen. Maar op de een of andere manier niet.
Kangoeroes springen parabolen. Als ze beginnen te springen
de elastische pezen strekken zich uit in hun achterpoten uit elkaar,
als een veer. Dit heeft het effect van een katapult. Je kunt dankzij de parabool springen
urenlang springen en met de minste hoeveelheid energie
lange afstanden afleggen. Van een snelheid
van ongeveer 20 kilometer per uur is de paraboolsprong
efficiënter dan wandelen. Sommige kangoeroes reiken
top snelheden tot 60 kilometer per uur. Hierdoor wordt het springen voor hen duidelijk
minder inspannend dan lopen. Niet in de strijd om te overleven
maar in de sportcompetitie man voert de gelijkenis op: bij het gooien van de speer. Sinds de oudheid zijn mensen aan het wedijveren
atleten in deze discipline. Toen, net als nu, is het doel om de speer zo ver mogelijk te gooien.

Eerst en vooral is het speerwerpen een heel technische
volbrachte discipline. Als de techniek
niet waar kan de speer
vlieg niet ver. (Lesh)
Naast valhoogte en -hoek bereken topsporters
zoals Hofman een andere factor mee
de wind. Op deze dag
het is bijna windstil. De speer vliegt
met een lanceerhoek van 35 graden de verste. De baan van de speer
komt altijd overeen met de parabool. De engel,
in de hoveling zijn speer op reis stuurt
bepaalt de route. Dankzij de parabolische vorm
de speer vliegt het verst met het laagste energieverbruik. En dat geldt voor
alle trajecten in de natuur. De parabolische vorm zorgt voor
niet alleen voor optimaal bewegen.

Ook tijdens de bouw
zij is de maat van alle dingen. Zelfs voor hen
heel weinig bouwer van de aarde. Gedragsbioloog Judith Korb
onderzoekt termieten. Dat deed ze gewoon
een jonge kolonie krijgertermieten uit Ivoorkust
overgebracht naar haar laboratorium zij nu
kan worden waargenomen tijdens de bouw. Gebouwd door de termieten
wordt natuurlijk anders aangestuurd dan wij mensen doen. We hebben architecten
het plan. We hebben bouwkundig ingenieurs
wie berekent. De termieten moeten
doe geen berekeningen om zoiets te bouwen. (Lesch) Zelfs als "krijger termieten"
klinkt krijgshaftig, ze zijn van nature kwetsbaar, zonder steek
of beschermend pantser. zijn des te belangrijker
stabiele en duurzame forten, gebouwd in parabolische vorm.

Er zijn termietenkolonies
met meer dan twee miljoen dieren. Hoe groter de kolonie
hoe groter het fort. Ze zijn zo stabiel dat ze
kan duizenden jaren meegaan. Vermoedelijk was er
andere genetische mutanten, die anders bouwden
maar het was niet stabiel. En dit leidt natuurlijk tot
dat alleen de termietenkolonies overleefd
en hebben nakomelingen gekregen hetzelfde na deze paraboolvorm
heeft gebouwd. (Lesch) Enkele meters hoog
zijn de woontorens gebouwd door vijf millimeter
kleine termieten.

Wij mensen zouden moeten
in proportie, Gebouwen bouwen,
die 2500 meter hoog zijn. Dat zou bijna zijn
naar de top van de Zugspitze. De gelijkenis geeft
voor stabiliteit in gebouwen. Het zorgt voor het voortbestaan ​​van
kleinste ingenieurs op aarde. gekopieerd uit de natuur, werkt ook
de mens gebruikt de gelijkenis. Dit model is gebaseerd op een
Tekening van Leonardo da Vinci. bijstand
deze mobiele militaire brug hij wilde de hertog van Milaan
overtuigen van, hem een ​​baan als uitvinder
geven voor oorlogsmachines. Het heeft de vorm van een parabool. Of deze brug ooit
werd gebouwd is onduidelijk. Hoe dan ook, da Vinci deed het
een baan krijgen. (Lesch) Ingenieurs aan de TU Darmstadt wil de paraboolvorm
de praktijktest ondergaan. Hiervoor bouwen ze twee bruggen
van hetzelfde materiaal: kartonnen doos. Het verschil:
Eén brug blijft recht voor de anderen, kartonnen rollen
gebogen in een parabool.

Wordt getest
met volledige fysieke inspanning. Breng de zes mannen bij elkaar een gewicht van ongeveer 460 kilogram
op de weegschaal. Hoe meer gewicht, hoe sterker
het materiaal wordt aan de bovenkant samengedrukt en beneden uit elkaar getrokken. De laatste stap is te veel.
De rechte brug breekt. Het vooraf bepaalde breekpunt, dus de
zwakste punt is het midden. Het hele gewicht
belast deze positie. Ter vergelijking, de boogbrug
aan de proef onderworpen. Het materiaal is hetzelfde
alleen de vorm is anders. De testprocedure
blijft identiek. Alle zes mannen staan ​​op
achter elkaar op de brug. De 460 kilogram
let niet op de parabool. Ze houdt vast. De parabolische vorm zorgt voor
dat de kracht gelijkmatig
verdeeld over het hele gebied. Het gewicht zal
afgeleid van de pagina's. De kartonnen drager presteert
een bepaalde dimensie.

Twee of drie personen
dan breekt het. En dan hebben we de boog. Er kunnen tien mensen op staan
dan breekt het. dezelfde hoeveelheid materiaal,
maar hoger rendement. (Lesch) De paraboolvorm
heeft een revolutie teweeggebracht in onze bouwsector. Met deze kennis
laten we vandaag bridgen zogenaamd onoverkomelijk
en werelden met elkaar verbinden. Wiskunde
is de sleutel tot de natuurwetten
profiteren van. En omdat daarin zo
er is een gigantisch potentieel gaat in de 12e en 13e eeuw
er is een echte wiskundeboom aan de gang. Je ontmoet elkaar vrijwillig
naar wiskundewedstrijden. Kun je je dat voorstellen? Dan is het gaaf
die heel goed kan tellen. (Lesh)
Pisa in het begin van de 13e eeuw. Voor bloeiende handel
op de stadsmarkten wordt elementaire wiskundige kennis
steeds belangrijker. De wiskundige Leonardo da Pisa,
beter bekend als Fibonacci, is daarom
een populaire tijdgenoot.

Hij komt uit
een gerespecteerde koopmansfamilie dankzij een privéleraar
wiskunde geleerd, zelfs die van toen
nog steeds fronsend naar Arabische cijfers. Fibonacci leert en
Doe mee aan rekenwedstrijden. Hele alledaagse verschijnselen inspireer hem
om spelletjes te bedenken. Bijvoorbeeld de vraag
hoeveel paren konijnen binnen een jaar een
paar konijnen kunnen afdalen. Hij doet twee aannames: Elk paar konijnen brengt iedereen
maand wordt er een nieuw koppel geboren. En:
Konijnen leven voor onbepaalde tijd. een beetje vreemd,
maar het is een principekwestie. Fibonacci-wiskunde. Het eerste paar konijnen
komt in de tweede maand nog een paar konijnen. Vanaf toen
het aantal paren de som van de twee voorgaande maanden. Kortom: aan het eind van het jaar
er zijn 233 paar konijnen. Fibonacci
zet het in een formule. En, volgens de legende, wint met het rekenmodel
een wiskundewedstrijd. En Fibonacci
werd terecht beroemd. Hij heeft er niet zomaar een
wiskundewedstrijd gewonnen, hij deed wat
revolutie in de wiskunde. Hij vereenvoudigde het probleem
een model gemaakt en daarmee
berekenbaar gemaakt. Tegelijkertijd kwam hij
op het spoor van een wet sommigen spreken er tegenwoordig van
wereldformule, dat evt alle fundamentele interacties
de natuur kan verklaren.

(Lesh)
Over het aantal bloemblaadjes. Ongeveer 400.000 soorten
van bloeiende planten is er wereldwijd
onderzoekers waarderen. Ze hebben allemaal iets gemeen
als het om groei gaat. De iris heeft drie bloemblaadjes,
de hibiscus vijf. sieraden mandje acht en het Jakobskruiskruid schopt
meestal met 13 bloemblaadjes. Vaak tellen we mee
bij de madeliefjes 34, 55 of 89 bloemblaadjes. Ze zijn allemaal
Fibonacci-volgnummers. Waarom het zo is,
onderzoekt Thomas Janssen in de botanische tuin
van de Humboldt Universiteit in Berlijn. Hij wil precies weten waarom bladeren, takken en zaden
een plant zo en niet anders
zijn geregeld. We vinden deze Fibonacci-patronen in een zeer groot aantal
van planten, zo niet
op de meeste planten wereldwijd. (Lesch) Zoals met de agave. Als de bladeren van de agave na
en spring op na de spruit, doen ze op de een of andere manier niet liever
volgens een vast patroon namelijk op afstand
altijd dezelfde hoek: 137,5 graden. En het aantal bladeren
is ook een Fibonacci-getal. Daar is een reden voor. (Janssen) Dat is het
heilzaam voor planten de laterale organen op één
regelen op een manier die ertoe leidt dat het genot van licht
want de bladorganen worden maximaal, zodat er geen zijorgaan is
staat precies boven een ander en dit in de schaduw.

(Lesch) De hoek die
maximale lichtopbrengst gegarandeerd, bedraagt ​​137,5 graden. Voor het menselijk oog is
het verschil is nauwelijks te zien maar zal de bladstand aan gaan
computer veranderd met een graad, het heeft enorme implicaties. De onderste bladeren
krijg niet meer voldoende zonlicht
en verdorren. Dit geldt niet alleen voor de bladeren, maar ook
voor het rangschikken van de zaden. Plaats de bloemenmand
de zonnebloem vrij, verstop je eronder
de zonnebloempitten. Groei vanuit deze kernen
volgend jaar nieuwe zonnebloemen. Is opvallend,
de zonnebloempitten groeien in spiralen in twee richtingen. In één zijn er 34
in de andere 55 spiralen. Je raadt het al, Fibonacci-getallen. In deze regeling vindt het maximale aantal
zaadruimte in de bloeiwijze. Voor het voortbestaan ​​van de soort
beveiligen zo bepaalt de natuur
op Fibonacci-getallen. Zelfs met de dennenappel
zijn de zaden in spiralen
verdeeld over de kegel. Vertrokken rond 13
en met de klok mee acht. Wees gunstige ontwikkelingen
gestabiliseerd door selectie, nadelig
vanzelf verdwijnen omdat ze dat niet doet
zijn competitief. (Lesch) Wat heerst,
neemt toe volgens de rij van Fibonacci. Ze is een sleutel
voor de blauwdruk van de natuur, een garantie
voor het voortbestaan ​​van bepaalde soorten. In miljoenen jaren heeft de natuur dat gedaan
gevonden vormen en patronen, gewoon
perfect werken.

En dat is de beste manier om het te doen
kijk eens naar deze Nautilus. (Lesh)
Het oudgriekse woord nautilus betekent zeeman. En waarschijnlijk is er geen matroos
met meer ervaring als de nautilus
het levende fossiel. Al 60 miljoen jaar
hij steekt de oceanen over en kan op en neer duiken
als een moderne onderzeeër. Het geheim is verborgen
in zijn parelmoeren kast. tot hij groot is groeit naar de nautilus
elke maand een nieuwe kamer. Ze is altijd rond precies hetzelfde
factor groter dan de vorige. Deze factor is bijna 1.618. Zonder de verfijnde
Grootteverhouding van de kamers kon de nautilus
niet bewegen. Ze zijn met elkaar verbonden
en gevuld met gas en water. Afhankelijk van de mengverhouding
zinkt of stijgt de Nautilus. 1.618, aan dit aantal heeft hij zijn
Leven voor 60 miljoen jaar. Dit nummer heeft een bijna
magisch effect op ons mensen. Renaissance kunstenaar
heb dat ontdekt bovenal
het beroemdste universele genie: Leonardo daVinci. Hij is schilder en de modernste
wetenschapper van zijn tijd met een zwak voor wiskunde. Geen wonder dus,
dat zijn laatste avondmaal een wiskundige samenstelling
onderliggende. Het hele beeld is verdeeld
in de verhouding 1 op 1.618.

Deze verhouding is ook bekend
als de gulden snede de absolute maat
voor de kunstenaars van de Renaissance. En wie heeft het uitgevonden? Fibonacci. Als je een cijfer draait
gedeeld door haar buurvrouw geeft 1.618. Leonardo daVinci
draait met de gulden snede Dus de rij van Fibonacci, en op hetzelfde moment
een formule voor schoonheid. De gulden snede komt overeen
een fundamentele menselijke behoefte brengt esthetiek in wat moeilijk is
kan worden samengevat in een formule. Er is iets dat ik
kan het ook begrijpen het kan mij worden uitgelegd
het is fascinerend. (Lesch) Waarom wij de relatie lijkt zo harmonieus
staat op ons gezicht geschreven. Want ook bij ons mensen
we vinden universele patronen, zelfs als we eerst kijken
er heel anders uitzien. Als je de afstand meet
belangrijke mogelijkheden zoals pupillen tot ooghoeken,
neus tot lip gradiënt, kin tot gezichtsbreedte, is hun relatie tot elkaar
altijd ongeveer 1.618.

Wiskunde
verbindt ons mensen wereldwijd. Want ook al is het etnisch
verschillen in verhoudingen en gemiddelde grootte van de ogen,
wenkbrauwen, lippen, neuzen daar, basis gezichtsstructuren
zijn voor ons allemaal hetzelfde. In werkelijkheid
bij vrouwen als bij mannen. Dat is verbazingwekkend, is het niet?
En om over na te denken. Werkt natuur of een
hogere macht hier een plan, of is het allemaal toeval? Dit kan worden gecontroleerd met behulp van
van kansberekening. Hoe waarschijnlijk is het
Voorbeeld dat er een virus ontstaat? virussen zijn
de eenvoudigste vorm van leven. Al het leven in de wereld
bestaat uit vier bouwstenen dus de erfenis van het leven
bestaat uit vier bouwstenen. Ze moeten in een bepaalde
manier te combineren dus een bepaald levend wezen
komt uit. Wanneer er een virus is
dit nummer van de combinatie 1000.

Vier bouwstenen dus
moet duizend keer bij de combinatie
samen geïnstalleerd worden vandaar een virus
werkt als een virus. Dit is gelijk aan 4 tot de macht van 1000
10 tot de macht van 600 mogelijkheden. Dat is een één gevolgd door 600 nullen.
Een meerderheid. Het zou niet eerder dan vandaag zijn
genoeg tijd in het universum geweest dat al deze combinaties
willekeurig een virus gehad
kan produceren. Dit is de,
wat je moet onthouden: Dingen gebeuren in de natuur
volgens vaste wetten onder bepaalde omstandigheden. En daar de natuur
streeft naar perfectie, de omstandigheden
maar blijf veranderen bereikt nooit perfectie. En daarom
ze verandert constant. (Lesh)
Hoe de natuur verandert we ervaren de eerste hand in de winter. Wat nog meer in het jaar
als regen op de aarde valt verandert in sneeuw als het koud is. De astronoom Johannes Kepler
valt bij nader inzien in de winter van 1610
een speciaal kenmerk. De sneeuwvlokken
zijn altijd zeshoekig. Bij temperaturen onder nul
gaat het watermolecuul solide verbindingen
met andere watermoleculen. De vorm van het watermolecuul maakt het mogelijk
gewoon een heel speciale hoek.

Daarom komt het er altijd uit
een zeshoekige structuur, verbinden met de andere zeshoeken. De zeshoeken nestelen zich
naadloos samen en condenseren
naar een stabiele ijslaag, ook zeshoekig. De ijstegel
laat filigraan armen groeien, er ontstaat een sneeuwvlok. Een vlok wordt gemiddeld
vijf millimeter breed. Geen sneeuwvlok
lijkt op een ander. Elk is uniek. Dat sneeuwvlokken
zijn zo uniek Kepler vermoedt nog niet. Dat denken Japanse onderzoekers
onder de microscoop uit. In het originele materiaal uit 1939
we zien een wereldpremière. Ukichiro Nakaya
rassen voor het eerst een kunstmatige sneeuwvlok. Hij ontdekt
dat het waarschijnlijk is er zijn oneindig veel vormen en verdeel ze
in 41 categorieën. Door zijn categorieën kennen we dat in de Alpen
vrij stevige sneeuw valt, in tegenstelling tot de beroemde
Poedersneeuw van de Rocky Mountains of de neerslag
het koudste continent op aarde Antarctica, dat onmiddellijk bevriest.

Nakaya's basisonderzoek
gebruik vandaag onderzoekers van het Alfred Wegener Instituut. je wilt erachter komen hoe het klimaat en het weer veranderen
zijn veranderd op de Zuidpool. geeft informatie
de sneeuw samengeperst tot ijs. De boorkernen
fungeren als een klimaatdagboek en kan variëren in temperatuur
van de afgelopen twaalf maanden. Gebaseerd op de structuren van de kristallen herkent sneeuwonderzoeker
Stefanie Arndt, welk klimaat de sneeuw
de laatste tijd geschorst. Kleverige sneeuw geeft aan
een vochtig, veranderlijk klimaat, poedersneeuw betekent
het was koud en droog. als ik mij
kijk naar sneeuw, ik werk
ik hiermee: hoe veranderen
Sneeuwkristallen na verloop van tijd? Deze geeft informatie over hoe was het weer en
het klimaat in de regio veranderen.

Als ik mij
kijk naar mijn sneeuwkristallen vergeleken met hetzelfde
tien jaar geleden. (Lesch) De sneeuwkristallen zijn
een indicator van klimaatverandering. Tot zover Arndt en haar team zien niet zo'n sterke temperatuurstijging
op Antarctica zoals in het Noordpoolgebied in het noorden. reden voor de all-clear
maar dat is het niet. Met stijgende temperaturen
de zeshoeken breken uit elkaar, de sneeuw smelt. We vinden perfecte zeshoeken
ook op het gebied van bijen. De honingraat moet
twee belangrijke taken vervullen aan de ene kant veel honing bewaren en aan de andere kant
andere bieden onderdak aan de larven. De randen van de zeshoeken
zijn allemaal even lang en worden gebruikt als partities
twee keer gebruikt. Dat scheelt was
en dus waardevolle energie. De honingraten werken in combinatie
als een beschermend kussentje. Dat maakt
de zeshoek zo succesvol als natuurlijk bouwprincipe. En daarom zijn we mens
ook zo graag om het te kopiëren. Aan de Universiteit van Cottbus
worden honingraat lichtgewicht componenten getest in kunststof. In tegenstelling tot de bijen moeten hier
niemand bouwt met fysieke kracht.

Een 3D-printer
maakt de componenten. Een laser bedekt het
Kunststof honingraatkern met vezels. Dit verhoogt de stijfheid en
zorgt voor een glad oppervlak. Deze honingraatkern
weegt slechts een derde van wat wat een staalplaat van hetzelfde
weegt in omvang. Maar hoe stabiel is het? In de stresstest
"Staal versus kunststof honingraat" staat de stabiliteit van de
Honingraatstructuur op de testbank. De drie millimeter dik
Stalen plaat weegt 230 gram. Er is een kracht aan het werk
van 1100 Newton erop. Dit komt overeen met een druk
van ongeveer 110 kilogram. De voornamelijk in voertuigen
geplaatste stalen plaat buigt onherroepelijk. De zeshoekige kunststof honingraat
geeft in eerste instantie toe, maar keert dan terug
terug naar hun oorspronkelijke vorm.

De immense druk is te danken
gedistribueerd en afgeleid van hun vorm. De honingraat is aanzienlijk stabieler en
brengt nog een voordeel met zich mee. Deze honingraatstructuren
de wij als sandwichhoningraat
kopiëren, worden gekenmerkt door een
absoluut laag gewicht. Vanwege de lage dichtheid ik kan heel streng zijn en
strakke structuren creëren. (Lesch) Maar hoeveel druk
houdt de plastic honingraat stand? Een maximale stresstest
informatie moet geven. Bij 2200 newton… voorbij is, breekt de honingraat. Ze houdt tenslotte het dubbele vast
evenveel kracht stond als het staal. En twee keer zoveel vermogen betekent:
twee keer zoveel bescherming.

Als ik
deze materiaalklasse gebruikt in commerciële vliegtuigen
of in de autobouw, Ik slaag
om zeer lichte voertuigen te verplaatsen met wie ik heel klein ben
energieverbruik hebben. Ik heb minder massa nodig
versnellen en vertragen. Dit bespaart energie, kosten en
beschermt tegelijkertijd het milieu. (Lesch) In de auto van de toekomst
kon de vloer van zo'n
sandwich constructie. De auto
zou zo veel makkelijker zijn en verbruikt minder brandstof. Het zou merkbaar milieuvriendelijker zijn
dankzij de zeshoek. Veel elementaire bouwstenen
de natuur hebben de slimste geesten
geleidelijk ontcijferd. Iets als een wereldformule
heb ze niet ontdekt. Wij raden ook
van de wiskunde tot onze grenzen. In heel veel dingen
er is een principe dat is zo ingewikkeld die
kon bijna gek worden als je het probeert te begrijpen. (Lesh)
De wiskundige Benoit Mandelbrot werkt aan het begin van zijn carrière
bij computergigant IBM.

Een van de groten
technische uitdagingen In de jaren 1960: gegevens via telefoonlijn
lange afstanden overbrengen. Maar de voorlopers van onze e-mails komen meestal incompleet
of helemaal niet. is de schuldige
een ruis op de lijn. Mandelbrot zoekt naar manieren
om dit probleem op te lossen. Om dit te doen, gaat hij op onderzoek uit
het geluid nauwkeuriger en herkent een patroon. In het diagram ziet u de fout
voor een periode van zeven dagen hetzelfde als voor een kortere
periode van slechts één dag.

Zelfs voor een uur, een minuut
of zelfs een seconde het patroon van de stoornis
blijft altijd hetzelfde volledig onafhankelijk
hoe de tijdspanne verandert. De jonge wiskundige
is ervan overtuigd: Als het
er is een terugkerend patroon kan hij
reken ook wiskundig uit. Mandelbrot gedefinieerd
een ogenschijnlijk eenvoudige formule: Z=Z'+C een groeiformule, voor heel bijzondere groei
oneindige zelfreplicatie. Je kunt jezelf in haar verliezen
in de Mandelbrot-verzameling. Hoe verder je inzoomt,
hoe meer details u kunt zien. Het lijkt bijna oneindig. Zijn ontdekking is zeker niet alleen
beperkt tot de virtuele wereld, het geldt universeel
voor alle soorten groei. Op het eerste gezicht
de varen groeit ook chaotisch. Maar bij nader inzien
valt op: Een varenblad
bestaat uit een stengel waarop vele andere miniatuurvarens
links en rechts groeien.

Ook op deze
kleinere varens groeien weer. De varen groeit door
maakt kopieën van zichzelf. Deze kopieën worden satellieten genoemd. Als we verschillende foto's hebben
vergelijk van de varen, we kunnen niet meteen zien of het het varenblad als geheel is
of is een afbeelding van de satelliet. Hetzelfde principe
vinden we in Romanesco, een oversteek
van bloemkool en broccoli. Zijn satellieten
worden kleiner hetzelfde van de structuur, maar de
grote structuur bijna perfect. Op elke satelliet
groeien dezelfde structuren in steeds kleinere afmetingen. Die groei vinden we
niet alleen in planten Er worden ook wolken gevormd
volgens hetzelfde principe. Of onze longen
die steeds fijner vertakt wordt.

Mandelbrot benoemt deze vormen
fractals. het zijn patronen
die op vergroting miniatuurkopieën van zichzelf
uitbrengen. Dankzij de fractals kunnen onderzoekers dat wel
meet de groei heel precies. Met deze methode
Wil je levende wezens behouden? die tot nu toe een precieze zijn geweest
Ontnemen begrip: koralen. Vanuit ecologisch oogpunt
vormen de bloemendieren, zoals koralen ook wel worden genoemd,
het bos in de oceaan. Ze bieden woonruimte
voor talloze zeedieren. Ze zijn hoogsensitief en
groeien in ingewikkelde vormen. Het probleem waar wij
bij koraal staan ​​is dat het geen organismen zijn
zijn als zoogdieren een solide blauwdruk
hebben van haar lichaam. Je lichaamsvorm hangt ervan af
sterk afhankelijk van omgevingsinvloeden. Dat betekent dat we het kunnen
meet niet met een liniaal. (Lesch) Veranderingen in het rif
kon voorheen alleen met de hulp van onnauwkeurige onderwaterfoto's
geschat worden. nauwkeurige gegevens verzamelen,
was onmogelijk.

We kunnen
koralen tellen, hoeveel leven
hoeveel zijn er dood Maar het belangrijke
waar de koralen voor staan is de driedimensionale structuur
deze rifstructuren, waarin vele andere levende wezens
zoek dan gewoon hun huis. (Lesch) Koralen zorgen daarvoor
de chemische balans in het water. Dat maakt haar zo onvervangbaar. Maar omgevingsinvloeden
steeds gevaarlijker worden zoals microplastics. In de voetsporen van Mandelbrot
wil Jessica Reichert aan de Universiteit van Giessen
fractale geometrie uitzoeken, welke invloed microplastics hebben
op koraalgroei. Ze voedt ze in het laboratorium
Test koralen met microplastics. Deze stof is nauwelijks zichtbaar
wordt nooit biologisch afgebroken maar wordt gevonden
overvloedig aanwezig in de oceanen. De koralen
vergis het voor eten. De groei houdt ze tegen
regelmatig in de moderne 3D-scanner. Het proces
duurt ongeveer tien minuten vangt en meet
het gehele oppervlak van het koraal. In de computer
afmetingen worden opgeslagen de niet alleen hoogte,
definieer breedte en diepte, maar zoals het koraal zelf
steeds meer vertakt. Jessica Reichert
vergelijkt koralen, die, zoals op de foto links,
worden gevoed met microplastics, met soortgenoten,
die normaal gevoed worden. je valt
een serieus verschil.

Wij konden vinden
dat het koraal iets minder complex ontwikkelen. En dat kon
zeker een mechanisme zijn zoals koraal
er beter mee om kunnen gaan als kunststof
ligt in de zeeën. het bestaat
hoop zeker dat ze dergelijke mechanismen hebben
ze kunnen zich eraan aanpassen. (Lesch) Klinkt in eerste instantie positief. Maar een minder complex koraal is dunner
en dreigt eerder af te breken. Dit maakt het rif kwetsbaarder en kan als golfbreker worden gebruikt
de kusten niet langer beschermen. Methode van Jessica Reichert zal ondertussen
internationaal toegepast. Want niet alleen plastic
brengt de zeeën in gevaar. Door de opwarming van de aarde de temperatuur in de zee stijgt
onevenredig snel. In de Australische zomer van 2016
en het jaar erna bleekmiddel 50 procent
van het Groot Barrièrerif.

Het is de grootste koraalsterfte
sinds de records begonnen. In Queensland in het noorden van Australië onderzoekers zijn bezig met fokken een
temperatuurbestendig superkoraal. De meting met de 3D scanner
kan helpen bepalen zoals dit koraal op
reageert op de hogere temperaturen. Als het koraal
slaagt voor de stresstesten is ze blootgesteld
voor hen om te broeden en als een meer resistente Great
barrièrerif kan groeien. Hoe beter we de natuur en
hun geheime blauwdruk begrijpen, des te beter
kunnen we ze beschermen De wiskunde biedt ons
voor een goede toegang, en formules en vormen
help ons hierbij. we mogen niet vergeten
dat zij alleen is een gids
bril, waarmee we de wonderen van de natuur verkennen
doorzien en herkennen.

Dat mag ons niet eigenwijs maken
doen, maar eerder nederig, omdat de natuur ons niet nodig heeft
maar we hebben de natuur nodig. Daarom zouden we dat moeten doen
goed kijken en leren. En wij leren ook
want met elk nieuw stukje van de puzzel, dat vinden we zitten
een steeds groter wordend beeld. een fantastische
die we zeker moeten behouden. * Dramatische muziek * ondertiteling in opdracht van ZDF,
2021.

Fast Alle Zahlen Sind Normal!

Bijna alle nummers zijn normaal! Als je geen wiskundige bent, klinkt dit misschien nogal dwaas voor je… Als je denkt dat wiskundigen sowieso niet bizar zijn, kun je je op zijn minst afvragen wat de zin zou kunnen betekenen. Het klinkt in eerste instantie raar omdat "bijna allemaal" en "normaal " niet als informele woorden worden gebruikt, maar als technische termen met een precieze betekenis. In deze video leg ik die termen uit. Ondanks hun naam zijn gewone getallen fascinerend. Na een informele inleiding zal ik de titel van de video daadwerkelijk bewijzen – wat een wiskundige stelling is. Het bewijs is heel gemakkelijk en toegankelijk en voor zover ik weet was het tot voor kort niet bekend. Dus, wat zijn normale getallen? Er is een website mypiday.com waar je een datum kunt invoeren, zoals de verjaardag van Frank Zappa. De site zal u dan laten zien waar de datum verschijnt in de cijfers van π. Zappa's geboortedag is dus te vinden tussen de eerste half miljoen cijfers van π. Maar hoe kunnen de mensen achter mypiday.com er zo zeker van zijn dat ze een datum vinden binnen de cijfers van π? Dat komt omdat wordt aangenomen – zonder bewijs tot nu toe – dat π normaal is.

Als π echt normaal is, zijn er meer interessante gevolgen: kies een muziekstuk op je pc en kijk naar de bitvolgorde van het bestand. Als π normaal is, verschijnt de bitreeks ergens in de binaire cijfers van π. Net als een elegant bewijs van de Riemann-hypothese – als die er is! Helaas vind je ook alle verkeerde bewijzen waarvan ik sommige regelmatig per e-mail ontvang… De titel van de dia toont een URL om de binaire cijfers van π te berekenen. Maar wees niet te optimistisch. Hoewel het niet onwaarschijnlijk is dat je favoriete liedje of boek in de cijfers van π te vinden is, duurt het zoeken zo lang dat je het boek beter in een gewone boekhandel kunt kopen. Dat was de voorlopige introductie van "normaliteit". We zullen later een precieze definitie hebben. Maar eerst de technische term "bijna allemaal".

In wiskunde betekent dat: Er zijn enkele uitzonderingen, maar zo weinig dat ze niet relevant zijn. De precieze betekenis hangt af van de context. In ons geval is het zo bedoeld: Kies een interval van de getallenlijn zoals bijvoorbeeld [0,1]. Stel je nu een oneindig kleine punt van een naald voor en gebruik deze om willekeurig een getal in je interval te kiezen. De kans op het kiezen van een niet-normaal getal is dan nul. Maar dat betekent niet dat dergelijke nummers niet bestaan! Ze zijn gewoon heel zeldzaam. In de waarschijnlijkheidstheorie zou je zeggen dat je "bijna nooit" een niet-normaal getal kiest.

Ik geef toe dat dit niet erg nuttig is, om "bijna nooit" te gebruiken om "bijna allemaal" uit te leggen. Zonder enige achtergrond in waarschijnlijkheidstheorie is het moeilijk te verteren dat iets niet helemaal onmogelijk is als de kans nul is. Maar een betere verklaring weet ik niet. Om John von Neumann te parafraseren: aan sommige dingen in de wiskunde moet je gewoon wennen… Maar ik hoop dat de dingen veel duidelijker zullen worden als we alle begrippen definiëren en de stelling daadwerkelijk bewijzen. Ik zal eerst zeggen wat je moet weten om de rest te begrijpen. Het is niet veel. En zoals gewoonlijk vind je dit allemaal ergens in dit kanaal (zij het in het Duits). Je hebt een beetje combinatoriek nodig. Je zou bijvoorbeeld het aantal manieren moeten kunnen berekenen om 6 van de 49 nummers te kiezen. Dat zou het aantal mogelijke uitkomsten zijn in de populairste loterij van Duitsland. Hiervoor heb je binominale coëfficiënten nodig en dat leidt tot de binominale stelling die je misschien nog kent van school.

Je hebt ook een beetje analyse nodig (calculus). Maar het is voldoende als je weet wat reeksen zijn en bekend bent met de meetkundige reeksen. En je zou polynomen moeten kunnen differentiëren. We hebben wat verzamelingenleer nodig. We gebruiken vakbonden en intersecties en we werken soms met oneindig veel sets. Je moet ook weten wat "telbaar" betekent. Ten slotte moet u zich bewust zijn van de positionele notatie die we allemaal dagelijks gebruiken.

We zullen het vooral hebben over de cijfers achter het radixpunt. Als je niet huiverde toen ik de binaire cijfers van π noemde, dan zit je goed. Ik zal niet altijd zo nauwkeurig zijn als in een wiskundecollege. Als je meer details wilt, bevat de videobeschrijving een link naar een artikel met meer informatie. Laten we beginnen met wat maattheorie. Ik verwacht niet dat je de maattheorie kent, en ik zal alleen de absolute basis uitleggen. Net genoeg om het begrip "bijna allemaal" te begrijpen. Als je meer wilt weten – vooral over de geschiedenis en de moeilijkheden die ermee gepaard gaan – bekijk dan mijn video over Vitali-sets waarin ik inga op niet-meetbaarheid. We gaan werken met de Lebesgue-maat, genoemd naar de Franse wiskundige Henri Lebesgue. In plaats van het precies te definiëren, som ik alleen de belangrijkste eigenschappen op – die gelukkig vrij intuïtief zijn. Het fundamentele idee is om een ​​"maat" toe te kennen aan een verzameling A van reële getallen: een niet-negatief getal dat doorgaans wordt geschreven als λ(A). Dit getal is bedoeld om de "maat" van de set A weer te geven.

De video over Vitali sets laat zien dat niet elke set zo'n maat toegewezen kan krijgen. Maar daar hoeven we ons vandaag niet druk over te maken. We kunnen in ieder geval die sets meten waarmee we gewoonlijk werken en die we ons kunnen voorstellen. In het bijzonder is de maat van een interval wat je de "lengte" zou kunnen noemen: de afstand tussen de eindpunten. De Lebesgue-maat is ook "additief". De som van de maten van twee onsamenhangende verzamelingen is de maat van hun vereniging. In het onderstaande diagram heeft de vereniging van het groene en het oranje interval maat 4 – wat redelijk lijkt. Nog een redelijke eigenschap: de maat van A is niet groter dan die van B als A een deelverzameling is van B.

Dit is eigenlijk een direct gevolg van het feit dat λ additief is. Misschien wil je de video pauzeren om dit te bewijzen. Een ander gevolg dat je misschien al hebt opgemerkt: eindige verzamelingen moeten de maat nul hebben. Een rechtvaardiging van dit feit is dat singleton-sets intervallen zijn met een lengte van nul. Een tweede rechtvaardiging is dat de lengte van een interval niet verandert als we de eindpunten verwijderen. Vanwege de additiviteit kunnen de eindpunten niet bijdragen aan de meting van het interval. En als afzonderlijke punten op de getallenlijn de maat nul hebben, impliceert de som dat sets van 2, 3 of 42 punten ook de maat nul hebben. Maar de Lebesgue-maat heeft een nog krachtigere eigenschap dan additiviteit – het is "σ-additief": dat is additiviteit voor telbaar veel onderling onsamenhangende verzamelingen. De som verandert in een reeks in het oneindige geval. Laten we naar het onderstaande voorbeeld kijken. Het blauwe interval heeft maat 1. De oranje heeft maat 1/2, de groene maat 1/4, enzovoort. Het diagram toont slechts 8 intervallen, maar stel je voor dat er oneindig veel zijn die elkaar raken zonder elkaar te overlappen.

Elk interval heeft de helft van de lengte van zijn linkerbuur. Dit zal het interval [0,2] volledig vullen en dus zou de totale maat 2 moeten zijn. Vanwege de σ-additiviteit is dit inderdaad waar. In de weergegeven vergelijking hebben we 2 aan de linkerkant als de maat van de unie [0,2] en 2 aan de rechterkant als de som van de meetkundige reeks. Vanaf nu zullen we vooral geïnteresseerd zijn in "null sets" – sets van maat nul. Deze kunnen als volgt worden gekarakteriseerd: Een set B is een nulset iff, voor elke positieve ε kunnen we een reeks intervallen vinden waarvan de unie B omvat en met een totale maat niet groter dan ε.

Ik zal dit niet bewijzen, maar ik denk dat het vrij intuïtief is. Wat misschien niet zo intuïtief is, is dat elke telbare verzameling – zelfs als deze uit oneindig veel getallen bestaat – een nulverzameling is. Dat omvat de verzameling rationale getallen. Een poëtische manier om dit te bekijken is dat de rationale getallen de hele getallenlijn bedekken als stof – dat zo fijn is dat het geen gewicht heeft. De stelling is eenvoudig te bewijzen met behulp van de karakterisering van hierboven. Als we een telbare verzameling hebben, kunnen we deze opsommen als a_1, a_2, a_3, enzovoort. De eerste zes elementen van zo'n opsomming worden hier getoond. Nu doen we iets vergelijkbaars met wat we op de laatste dia deden. We wikkelen een interval (de blauwe) rond het eerste getal. Het oranje interval bedekt het tweede cijfer en is half zo lang als het eerste.

We wikkelen het groene interval rond het 3e getal – met de helft van de lengte van het 2e interval. Enzovoort. Zoals a_2 en a_6 aantonen, hoeven de intervallen niet onsamenhangend te zijn. De unie van deze intervallen omvat uiteraard onze telbare verzameling. En hun totale maat kan weer worden berekend met behulp van de geometrische reeks. Het is maximaal twee keer de lengte van het eerste interval. Maar we kunnen het eerste interval zo klein maken als we willen.

En zo kunnen we de totale maat zo klein maken als we willen. Dat is het. En we kunnen dezelfde techniek gebruiken om deze bewering te bewijzen die we later nodig zullen hebben: de vereniging van aftelbaar veel nulverzamelingen is weer een nulverzameling. Ik zal niet meer zeggen. Mijn suggestie is in plaats daarvan dat je de video pauzeert en dit zelf bewijst. Het bewijs zal vergelijkbaar zijn met het vorige en ook de geometrische reeks gebruiken. Deze kleine oefening zorgt ervoor dat je het concept van null-sets echt onder de knie hebt.

Maar maak niet de fout om null-sets en telbare sets te identificeren! Een beroemd voorbeeld van een ontelbare null-set is de Cantor-set. We zullen het vandaag niet nodig hebben, maar misschien maak ik er ooit een video over. Sommige van de nulverzamelingen die we vandaag zullen tegenkomen, zijn ook ontelbaar. Maar laten we eerst het begrip "bijna allemaal" aanwijzen. Laat A een verzameling zijn met een positieve maat en laat P een eigenschap zijn die elementen van A kunnen hebben of niet. We zullen zeggen dat "bijna alle" elementen van A eigenschap P hebben als de verzameling "uitzonderingen" (elementen die geen P hebben) een nulverzameling is. We hebben net een voorbeeld gezien. Bijna alle reële getallen zijn irrationeel omdat er slechts aftelbaar veel rationale getallen zijn. En bijna alle irrationele getallen zijn transcendentaal omdat de algebraïsche getallen kunnen worden opgesomd. Zie mijn video over algebraïsche getallen voor een bewijs. En vandaag gaan we bewijzen dat bijna alle reals normaal zijn. Maar we moeten eerst definiëren wanneer een getal "normaal" moet zijn. We zijn geïnteresseerd in de cijfers van een getal geschreven in positienotatie. Zelfs als je nog nooit van positionele notatie hebt gehoord, gebruik je het elke dag.

Het decimale systeem dat we meestal gebruiken voor getallen is een voorbeeld van positionele notatie. Als voorbeeld heb ik het begin van π opgeschreven met namen voor de afzonderlijke cijfers. Het cijfer 4 wordt α_{2,10} genoemd omdat het het tweede cijfer na de komma is. Het cijfer 3 aan de linkerkant is α_{0,10} omdat het voor de komma staat. En waarom overal 10? 10 is het zogenaamde "grondtal" van het decimale stelsel. Dat het cijfer 4 op de 2e plaats achter de komma staat, betekent dat het staat voor 4 keer 10 tot de negatieve 2. En het cijfer 3 aan de linkerkant staat voor 3 keer 10 tot 0. De eerste index geeft de (negatieve) exponent aan voor het grondtal 10. Voetnoot: Sommigen van jullie zullen weten dat sommige getallen in positionele notatie op meer dan één manier kunnen worden geschreven. Om uniciteit te garanderen, gebruiken we in dergelijke gevallen de variant met oneindig veel nullen. We doen dit voor het geval dat, maar je zult snel zien dat het niet relevant is voor wat we doen. Maar het decimale systeem is niet het enige. Elk geheel getal groter dan 1 kan de basis zijn voor een positioneel systeem. Hier hebben we weer π, maar dan met grondtal 2. Dit wordt ook wel binaire notatie genoemd.

Nu hebben we twee cijfers voor het radixpunt, het eerste cijfer daarna is 0, enzovoort. We zullen het echter alleen hebben over cijfers na het radix-punt. Daarom heb ik de eerste cijfers grijs gemaakt. We zullen binnenkort werken met limieten van cijferfrequenties. En voor limieten zijn eindig veel cijfers voor het wortelpunt niet relevant. Dus vanaf nu zal ik "na het wortelpunt" niet meer toevoegen. We gebruiken p_{b,n,α,r} om te tellen hoeveel van de eerste n cijfers van α in grondtal r b's zijn. Opluchting! Dat ziet er misschien eerst wat beangstigend uit. Maar het voorbeeld helpt hopelijk. p_{3,50,π,10} telt hoe vaak het cijfer 3 voorkomt tussen de eerste 50 cijfers van π in het decimale systeem, d.w.z. in basis 10. De waarde is 8. (Merk op dat we het cijfer 3 niet hebben geteld voor de komma.) We zijn vooral geïnteresseerd in relatieve frequenties, dus delen we door n. In ons voorbeeld is dat 8/50: 16 procent van de eerste 50 cijfers zijn 3-en. Als alle cijfers met dezelfde frequentie waren voorgekomen, zou het resultaat 10% zijn geweest – omdat er 10 cijfers in het decimale systeem zijn. Dit leidt direct tot onze eerste definitie: een getal wordt "gewoon normaal" genoemd in grondtal r als elk van de r cijfers met dezelfde relatieve frequentie voorkomt in zijn grondtal-r representatie "op de lange termijn".

Om preciezer te zijn: als voor elk cijfer de relatieve frequentie van de laatste dia neigt naar 1/r als n naar oneindig gaat. Laten we eens kijken naar het voorbeeld 1/3. In het binaire systeem is dit 0.01010101010101010101… Het is duidelijk dat de cijfers 0 en 1 op gelijke voet staan. Beide komen voor met relatieve frequentie 1/2. Dus 1/3 is gewoon normaal in basis 2. Maar hetzelfde getal is NIET gewoon normaal in basis 10: het cijfer 3 heeft relatieve frequentie 1 terwijl de andere 9 cijfers relatieve frequentie 0 hebben. Maar alle 10 cijfers moeten relatieve frequentie 1 hebben /10 voor eenvoudige normaliteit. Bedenk als eenvoudige oefening een getal dat gewoon normaal is met grondtal 10.

Simpele normaliteit op zich is echter niet zo interessant. We gaan nu definiëren wat normaliteit in een bepaalde basis is. Om het later gemakkelijker te maken, doen we het op een enigszins betrokken manier. De bedoeling hierachter zal snel duidelijk worden. We noemen een getal α "normaal" in grondtal r als het gewoon normaal is in alle grondtallen r, r^2, r^3, enzovoort, en als hetzelfde ook geldt voor r maal α, r^2 maal α, r^3 keer α, enz.

Laten we nog eens kijken naar 1/3 in binaire notatie. 0 en 1 hebben dezelfde relatieve frequentie, maar dat is niet genoeg voor ons: het paar 01 komt oneindig vaak voor, maar we zien nooit het paar 00. Evenzo hebben we 10 oneindig vaak, maar nooit 11. Om het punt te bewijzen, stellen we n=2 in onze nieuwe definitie en hebben dus de basis 2^2=4. We stellen ook m=3 in en krijgen zo de factor 2^3=8.

Maar 8 keer 1/3 is natuurlijk niet gewoon normaal in de nieuwe basis 4. Dus 1/3 is gewoon normaal, maar niet normaal, in basis 2. Veel kijkers zullen de bedoeling van de definitie inmiddels hebben geraden. Als een getal volgens onze definitie normaal is, dan zal in zijn oneindige reeks cijfers elke eindige reeks cijfers voorkomen met de relatieve frequentie die overeenkomt met zijn lengte – "op de lange termijn", d.w.z. in de limiet. Preciezer gezegd: met r cijfers zijn er r^k verschillende cijferreeksen van lengte k. In de limiet moet elk van hen een relatieve frequentie 1/r^k hebben. Deze eigenschap wordt soms gebruikt als de definitie van normaliteit. En het is inderdaad gelijk aan onze definitie. Maar om één richting van deze gelijkwaardigheid te bewijzen, is enige technische inspanning nodig en die hebben we niet nodig. De richting die hier wordt aangegeven is echter eenvoudig en ik zal het zo onderbouwen.

Maar laten we eerst naar een voorbeeld kijken – de eerste 50 binaire cijfers van een willekeurig getal dat ik verzonnen heb. Hoe vaak komt de reeks 101 hier voor? Ik heb 9 exemplaren gevonden. De pijlen geven aan waar de reeksen beginnen. Merk op dat de sequenties die beginnen op positie 10 en 12 elkaar overlappen. Dat maakt niet uit. We tellen beide. (Dit gebeurt opnieuw op positie 32 en 34.) Er zijn 2^3=8 verschillende reeksen van 3 binaire cijfers. Dus "gemiddeld" zou elk moeten voorkomen met een relatieve frequentie van 1/8. Dit zou 6,25 keer voorkomen in 50 cijfers. In die zin komt 101 "te vaak" voor. Dit zal echter niet relevant zijn voor de limiet. Ik wilde gewoon laten zien waar we het over hebben. Als een ander voorbeeld komt de 4-cijferige reeks 1011 4 keer voor, opnieuw met overlappingen. Omdat er 2^4=16 4-cijferige reeksen zijn, zouden we 50/16=3,125 exemplaren van deze reeks "verwachten". Maar we kunnen hier natuurlijk alleen gehele getallen krijgen. De reeks 0000 komt helemaal niet voor tussen de eerste 50 cijfers. Nogmaals, dit zal de limiet niet veel beïnvloeden, maar laten we zeggen dat 0000 een slechte start had… Maar ik wilde vaststellen waarom het lemma waar is, d.w.z.

Waarom onze definitie van normaliteit inhoudt dat elke eindige cijferreeks voorkomt met de "juiste" relatieve frequentie in de limiet. Ik zal geen formeel bewijs leveren. Dat zou nogal verwarrend zijn. In plaats daarvan zal ik een voorbeeld gebruiken om het hoofdidee te laten zien. Op basis daarvan kun je dan een echt bewijs maken, als je wilt. Ons voorbeeld α zou volgens onze definitie normaal moeten zijn in grondtal 2. We zien het fictieve begin ervan. Laten we eens kijken waarom de reeks 11 de "juiste" relatieve frequentie zal hebben.

Omdat 11 2 cijfers heeft, schrijven we α in grondtal 2^2=4. α moet gewoon normaal zijn in dit grondtal. Dit houdt met name in dat het cijfer 3 in een bepaalde frequentie moet voorkomen als het eerste segment lang genoeg is. Maar het cijfer 3 komt overeen met de rij 11 in grondtal 2. Maar we zijn nog niet helemaal klaar. Als u dit controleert, ziet u dat we tot nu toe slechts de helft van de 11 gebeurtenissen hebben gevonden die we nodig hebben. Daarom vermenigvuldigen we nu α met r^1. Dat betekent dat alle cijfers een plaats naar links worden verschoven. En nu schrijven we het verschoven getal opnieuw in grondtal r^2. We zullen opnieuw een voldoende aantal 3-en vinden als het eerste segment lang genoeg is. En dit zijn weer 11 reeksen in de originele basis. Maar dit zijn andere gebeurtenissen dan die we al kenden, want alles werd verschoven! Dus hebben we het aantal gevonden 11 sequenties ongeveer verdubbeld.

Als je goed kijkt, zul je zien dat dit werkt. Zoals ik al zei, dit is geen formeel bewijs. Maar wat overblijft zijn slechts vuile details en die laat ik aan jou over als je geïnteresseerd bent. We kunnen nu eindelijk definiëren wat een normaal getal is: een getal dat normaal is in elk mogelijk grondtal. Omdat we niet meer naar een basis verwijzen , mag het duidelijk zijn dat dit een nieuw begrip is. Maar men zegt soms "absoluut normaal" om het onderscheid duidelijker te maken. Wat weten we over normale getallen? Rationale getallen zijn natuurlijk niet normaal. Ze zijn niet eens normaal in een vaste basis, omdat ze altijd periodieke herhalingen in hun cijferreeksen hebben. En dat is zo ongeveer het tegenovergestelde van normaliteit. Dus, hoe zit het met irrationele getallen? Hoewel normale getallen meer dan een eeuw geleden werden geïntroduceerd, is het tot nu toe niemand gelukt om te bewijzen dat een specifiek getal normaal is.

Er wordt aangenomen dat getallen als π, e of de vierkantswortel van 2 normaal zijn, maar of dit echt waar is, is een van de beroemde onopgeloste problemen van de wiskunde. We weten niet eens of deze cijfers gewoon normaal zijn voor een bepaalde basis. Het is dus behoorlijk verbazingwekkend dat normale getallen de overgrote meerderheid van alle getallen vormen. De nummers die niet normaal zijn, zijn zeldzame uitzonderingen. Dat is de titel van de video: bijna alle reële getallen zijn normaal! Deze stelling wordt meestal toegeschreven aan de Franse wiskundige Émile Borel die in 1909 normale getallen introduceerde en de stelling bewees. Ik heb het originele bewijs van Borel niet gelezen, omdat mijn Frans niet goed genoeg was, maar sommige experts beweren tegenwoordig dat het bewijs "onherstelbaar gebrekkig" was en blijkbaar was Borel er zelf ook niet blij mee.

Maar inmiddels zijn er veel bewijzen van deze stelling die niet fout zijn en die gebruik maken van verschillende methoden. Sommigen gebruiken zware machines, terwijl anderen als elementair worden beschouwd. Het is echter mijn indruk dat een bijzonder gemakkelijk bewijs in de vergetelheid raakte – of überhaupt nooit echt werd gewaardeerd. Dit bewijs zullen we nu bekijken. Enkele jaren na Borel schreef de Duitse wiskundige Felix Hausdorff een invloedrijk boek genaamd "Grundzüge der Mengenlehre". Het was het eerste uitgebreide leerboek over verzamelingenleer ooit. Hausdorff behandelde ook topologie en maattheorie, destijds beschouwd als deelgebieden van de verzamelingenleer. Gaandeweg, en zonder zelfs maar de normaliteit te definiëren, bewees Hausdorff heel elegant dat bijna alle getallen gewoon normaal zijn in basis 2. Hij sloot af met de opmerking dat het "duidelijk" zou zijn dat dit ook geldt voor andere bases. Maar hij gaf geen idee hoe dit bedoeld was. Ik kon dit bewijs niet vinden in latere edities van het boek. Ik kwam dit bewijs per ongeluk tegen omdat ik een video wilde maken over normale getallen. En ik vond het helemaal niet duidelijk hoe het bewijs gegeneraliseerd kon worden.

Het kostte me verschillende mislukte pogingen om dit uit te zoeken. Ik vermoed dat niemand het tot nu toe heeft geprobeerd. Althans, alle andere bewijzen van deze stelling, inclusief die welke als elementair worden beschouwd, zijn naar mijn mening minder gemakkelijk en elegant. Daarom laat ik nu het bewijs van Hausdorff zien, dat ik heb gegeneraliseerd naar willekeurige bases, en daarna laat ik zien hoe het de stelling van Borel impliceert. Zoals gebruikelijk in mijn video's, werk ik soms met voorbeelden. We concentreren ons op het interval [0,1), omdat we alleen geïnteresseerd zijn in wat er na het radixpunt gebeurt. Voor het voorbeeld heb ik de relatief kleine basis 3 gekozen, omdat anders de volgende stap moeilijk te visualiseren zou zijn.

Hoeveel getallen (in dit grondtal) hebben precies twee nullen tussen de eerste cijfers? Preciezer gezegd, we willen niet weten hoeveel het er zijn, we willen de maat van de verzameling van die getallen weten. Overigens is het cijfer nul niet bijzonder. We hadden ook elk ander cijfer kunnen gebruiken. In basis 3 verdeelt het eerste cijfer [0,1) in drie intervallen van lengte 1/3. Alle getallen in het eerste derde beginnen met 0, alle getallen in het tweede derde beginnen met 1, enzovoort. We delen elk van deze drie delen opnieuw om negen intervallen van lengte 1/9 te krijgen. (Merk op dat 9 3 in het kwadraat is. ) Alle getallen in het vierde interval, en alleen die, beginnen bijvoorbeeld met 10. Met drie cijfers hebben we al 27=3^3 mogelijkheden. Ik heb "0" weggelaten. en "…" zodat de nummers op de dia passen. We kunnen de volgende eenvoudige regel afleiden: Alle getallen die beginnen met een gegeven reeks van n cijfers nemen een interval in van lengte 1/r^n als r het grondtal is. Hier zien we in oranje alle intervallen waar er precies twee nullen tussen de eerste vier cijfers staan.

Er is niet genoeg ruimte, dus slechts een paar zijn gemarkeerd met nummers. We hebben 24 intervallen. Zie je waarom dit 24 is? Dat is een combinatorische vraag. Hoe zit het met het pauzeren van de video? Er zijn 4 kies 2 manieren om 2 van de eerste 4 posities te selecteren – voor de nullen. En voor de andere 4-2 posities, die niet worden gebruikt voor de nullen, zijn er 3-1 manieren waarop elk een ander cijfer kan selecteren, 1 of 2. Als we vermenigvuldigen met de lengte van de intervallen, dan hebben we de maat van de oranje stel. En dit kan gemakkelijk worden gegeneraliseerd: als een bepaald cijfer verondersteld wordt precies p keer tussen de eerste n cijfers voor te komen, dan heeft de reeks getallen met deze eigenschap de maat die we hier zien.

We hebben zojuist 3 vervangen door r, 4 door n en 2 door p. Ons doel is om aan te tonen dat de verzameling getallen die niet normaal is een nulverzameling is. We doen dit stap voor stap en beginnen met de getallen niet gewoon normaal tot een vaste basis r. We maken de set nog kleiner door een specifiek cijfer b te kiezen. b wordt verondersteld "rangen te breken" en eenvoudige normaliteit te voorkomen.

Dat betekent dat de limiet van de relatieve frequenties in de cijferreeksen van bepaalde getallen niet 1/r is. Dit moet al in bepaalde beginsegmenten zichtbaar zijn. We kiezen dus een "minimale afwijking" ε, en we noemen M_b(n,ε) de reeks getallen in [0,1) waar de relatieve frequentie van het voorkomen van b onder de eerste n cijfers afwijkt van 1/r met minste ε. We kunnen de maat van deze set berekenen met behulp van de formule van de laatste dia. We hoeven alleen maar alle p op te tellen met de gegeven eigenschap. En nu willen we een bovengrens voor deze maat. Nu, helaas, een beetje rekenwerk. De volgende stappen zijn een beetje vervelend, maar niet moeilijk te begrijpen. Er zijn twee manieren om dit deel van de video te bekijken: pak potlood en papier, pauzeer de video zo nu en dan en voer de berekeningen zelf uit.

Of schakel de "algebra automatische piloot" van Matholoog in en laat me dit voor je zingen. Hoe dan ook, ik ga nu beginnen. We fixeren positieve gehele getallen s en n en noteren de som die we hier zien. We beschouwen deze som als een functie f_0 van x en y. Vervolgens definiëren we recursief f_1, f_2, enzovoort. Als de vreemde symbolen voor jou Grieks zijn: dat zijn partiële afgeleiden. Maar je hoeft ze niet te kennen. Behandel y in de linkeruitdrukking als een constante in f_k(x,y) en differentieer ten opzichte van x. Laat aan de rechterkant x constant zijn en differentiëren ten opzichte van y. Vermenigvuldig de linkerhelft met x, de rechterhelft met y en trek af. U hoeft alleen maar te weten hoe u polynomen kunt differentiëren. En laat je niet afleiden door de (irrelevante) constante factoren. Probeer het! Als je niet misrekent, zie je dat de uitdrukking niet veel verandert.

Het is altijd dezelfde factor waarmee elke som wordt vermenigvuldigd. Is dit wat je hebt? Helaas moet de slechtste berekening nog komen. U zult de som van de binominale stelling hebben opgemerkt. We kunnen dus f_0(x,y) zo schrijven. Als je ijverig en moedig bent (of differentiatie wilt oefenen), bereken dan opnieuw f_4(x,y) met behulp van de uitdrukking rechts. Ik heb het ook gedaan, hoewel ik noch ijverig noch moedig ben, en ik vertel je liever niet hoeveel fouten ik heb gemaakt. Maar u kunt ook een computeralgebrasysteem gebruiken. We leven tenslotte niet meer in de tijd van Hausdorff. Hoe dan ook, het resultaat is deze lelijke uitdrukking. Maar nu maken we een slimme vervanging: we schrijven r voor s+1 en vervangen x en y door de hier getoonde waarden. Dan wordt s*x^s – y nul en verdwijnen de eerste twee sommen van Q. Met meer moedige berekeningen (of door opnieuw de computer te raadplegen) kunnen we meer vereenvoudigingen maken en eindigen met de laatste regel die hier wordt weergegeven. En dit was echt de moeite waard. Ten eerste hangt de uitdrukking nu alleen af ​​van r en n.

Ten tweede hebben we voor vaste r een tweedegraads polynoom in n. Zoals bekend kunnen we nu C*n^2 gebruiken als bovengrens waarbij C constant is. We voegen nu de twee laatste dia's samen, d.w.z. de twee manieren om f_4 te schrijven. De som in het midden is de laatste regel van de voorlaatste dia. Aan de rechterkant is de bovengrens die we zojuist hebben afgeleid. Aan de linkerkant hebben we de vervanging van de laatste dia gemaakt. Dit lijkt bijna op de maatregel die we aan het onderzoeken waren (en waar we zo op terugkomen). Maar eerst delen we beide zijden door (rn)^4. Dit is de band die we echt nodig hebben. D is natuurlijk nog steeds constant ten opzichte van n. D is gewoon C/r^4. Deze ongelijkheid ziet er misschien technisch en onopvallend uit, maar het is de kern van wat volgt. We keren nu terug naar de dia over de verzameling M_b(n,ε).

We hadden net de maat van deze set berekend. We vermenigvuldigen deze maat nu met ε^4. Door de definitie van de som hebben we de bovengrens die hier wordt weergegeven. Maar dit is precies wat we net hebben gedaan! We kunnen dus D/n^2 als bovengrens gebruiken. Als we delen door ε^4, krijgen we de bovengrens erboven. Het belangrijkste punt is dat de maat maximaal in de orde van 1/n^2 is als alles behalve n vaststaat. Dat is wat we nu gaan gebruiken.

Onthoud dat het cijfer b bedoeld was om "rangen te breken" door niet de juiste relatieve frequentie te hebben. Maar om dit in de limiet te laten gebeuren, moet het voor oneindig veel n gebeuren. We schrijven M_b(ε) voor de reeks getallen waar dat gebeurt. Een getal α is dus een element van deze verzameling als er voor elke m een ​​n is die niet kleiner is dan m zodat α in M_b(n,ε) zit. Deze eigenschap wordt hier uitgedrukt met vaste bewerkingen. De tweede regel is voor "er is een n" en de eerste regel komt overeen met "voor alle m". De tweede regel levert een bovengrens voor de maat van een S_b(m,ε) verzameling. De eerste ongelijkheid is een gevolg van de σ-additiviteit van λ. De tweede ongelijkheid komt van de laatste dia. Bekijk de serie hiernaast van dichtbij! Ken je het? Ja, dat is de reeks van Euler's "Basel-probleem" – die convergeert. Meer precies, het is een staart van deze serie vanaf m. Vanwege de convergentie zal deze staart willekeurig klein worden als m groot genoeg is. En aangezien M_b(ε) het snijpunt is van alle S_b(m,ε), moet het een nulverzameling zijn.

Dus, in de zin van de Lebesgue-maat, zijn er maar heel weinig getallen waarbij b "rangen breekt" met ten minste ε. Nu zijn we over de bult heen! De rest is in wezen routinemaattheorie, aangezien we ons lemma over null-sets een paar keer zullen toepassen. Ik heb het ter referentie opgebaggerd: de vereniging van aftelbaar veel nulsets is weer een nulset. Als eerste stap zullen we het bewijs voltooien dat bijna alle getallen gewoon normaal zijn in onze vaste basis r. We herinneren ons dat eenvoudige normaliteit betekent dat de relatieve frequentielimiet 1/r is voor ALLE cijfers. Dus als een getal niet gewoon normaal is, dan bestaat voor ten minste één cijfer b de limiet niet of is deze niet 1/r. Met andere woorden, er is een positieve ε zodat voor oneindig veel n de relatieve frequentie van b tussen de eerste n cijfers afwijkt van 1/r met ten minste ε. Maar dat is gecodeerd in onze M_b(ε) sets. We voegen nu alle getallen waar eenvoudige normaliteit niet werkt vanwege b samen tot een verzameling M_b en schrijven deze zo op.

Het volstaat om alleen verzamelingen van de vorm M_b(1/k) te gebruiken: als de afwijking minimaal ε is, is deze zeker groter dan 1/k als k groot genoeg is. Maar zoals we weten dat de verzamelingen M_b(1/k) nulverzamelingen zijn, is M_b – de vereniging van aftelbaar veel nulverzamelingen – ook een nulverzameling. Als een getal van [0,1) niet gewoon normaal is in grondtal r, dan is tenminste een van de cijfers 0 tot r-1 de schuldige. Maar voor elk van deze cijfers is de corresponderende set een nulset. Opnieuw het lemma gebruikend (voor eindig veel verzamelingen), is hun unie ook een nulverzameling. We hebben zojuist aangetoond dat bijna alle getallen gewoon normaal zijn in grondtal r – met r willekeurig omdat we geen aannames over r gebruikten. Voetnoot: we kunnen de beperking tot het interval [0,1) laten vallen als we dat willen.

Als we in plaats daarvan werken met een ander interval tussen twee naburige gehele getallen, veranderen alleen de cijfers voor het radixpunt. En deze zijn niet relevant. Aangezien de verzameling reële getallen de telbare unie is van dergelijke intervallen, is de verzameling van ALLE reële getallen die niet gewoon normaal zijn in een bepaald grondtal een nulverzameling. Dat was de derde toepassing van het "telbare vakbondslemma" op deze dia. Maar we zijn nog niet helemaal klaar! We schakelen nu over van eenvoudige normaliteit naar normaliteit. Hierbij wordt onder andere vermenigvuldigd met factoren van de vorm r^m. We gebruiken opnieuw een voorbeeld in de basis r=3. Als we het interval [0,1) vermenigvuldigen met r^2=9, krijgen we het interval [0,9). Hier zijn enkele willekeurige getallen in [0,1). Vermenigvuldiging met 3^2 "spreidt ze uit" over [0,9). Maar uiteindelijk landen ze allemaal in die [m,m+1) intervallen waar we het net over hadden. En in elk van deze negen intervallen is er alleen een nulreeks getallen die niet gewoon normaal zijn in grondtal r.

Het hele interval [0,9) bevat dus alleen een nulset van deze uitzonderingen. Dat impliceert dat vermenigvuldiging van getallen in [0,1) met r^2 alleen een nulreeks getallen kan opleveren die niet gewoon normaal zijn in r. Dit geldt uiteraard voor elke basis r en elke factor r^m. En, je raadt het al, we voegen al deze uitzonderingen samen door het lemma over telbare vakbonden opnieuw toe te passen. Ik ben trouwens gestopt met tellen. Hoe vaak hebben we dit lemma al toegepast? Nou, we hebben het nog niet voor de laatste keer toegepast. Wat we net deden voor basis r, doen we nu ook voor de krachten van deze basis.

We hebben ontelbaar veel machten… …en voilà, we kunnen het woord "simpel" uit de laatste stelling schrappen. In een gegeven basis zijn bijna alle getallen normaal. En wat is de laatste stap? Rechts! We passen ons favoriete lemma voor de laatste keer toe, dit keer op alle mogelijke bases, en we hebben de stelling nu in al zijn glorie bewezen. We kennen nog steeds geen enkel normaal nummer, maar we kunnen er zeker van zijn dat bijna alle nummers normaal zijn.

En misschien vind JIJ op een dag een normaal nummer….