S: Kom op Süle, kom op Süle! Wat ben ik toch een zwakkeling. NL: Actie! Beierse bierpul test van kracht: L: Is dat goed?
Ik: Ja, goed. NL: Oké. L: Ik heb vandaag al met gewichten getraind. Ik ben een beetje moe. S: Er is meer dan een minuut nodig, ja? Twee minuten. NL: Ik moet me concentreren. S: Ik ben een vechter. NL: 30 seconden?
Ik: 45! S: Dat is nou echte krachttraining. Hé! Kom op Sule! Twee minuten zullen krap zijn. Wat een zwakkeling ben ik, hé. I: Je bent bijna om 1:15. L: Twee minuten is genoeg, comfortabel. Ik: Voel je het? NL: Ja een beetje! Het is niet licht, echt niet. I: Je bent op 1:35. S: Dus, zie je. L: Twee minuten, maximaal twee en een half. S: Kom op! Kijk hoe het trilt. NL: Het wordt een beetje moeilijk. Ik haal het 2:15, oké? S: Wauw! Kom op Sule! Wauw! Ik: 2:13, 2:14, 2:15. L: Aaah, tot 30! Ik: 10, 9, 8, 7, 6, 5, 4, 3, 2, 1! L: Jaaaa! Ik goed. NL: Oef! Bierviltjes vangen: Ahh! S: Aaah! Kijken! Demo-effect.
L: Ik heb er een. Ik: Een is het. S: *******!
NL: Ja, kom op. Maar dat kan niet, toch? Ik zal ze nu allemaal vangen. L: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10! S: 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 12, 13,
14, 15, 16, 17, 18! Ik goed! S: En Lewy? Ik: tien. S: Tien? Eindelijk! Hoeden gooien: L: Oké?
Ik ben klaar? NL: Al? Oooh, maar dat was tegen de wind in! Jeej! S: Onmogelijk! NL: Oh, bijna.
61
S: Man, dat is zo erg, dat verdien ik niet. Ik ben niet in staat om deze uitdaging te winnen. S: Kom op Süle, kom op Süle! Wat ben ik toch een zwakkeling, hé..